Renovatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen

De Vlaamse Regering keurde op 9 juli 2021 de renovatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen goed. Die verplichting houdt in dat:
a) niet-residentiële gebouwen en eenheden
b) binnen de vijf jaar
c) na het verlijden van de akte voor overdracht in volle eigendom, het vestigen van een recht van opstal of van een erfpacht,
moeten voldoen aan vier energetische renovatiemaatregelen.

Die 4 energiemaatregelen zijn:

Als voor de dakisolatie de minimale R-waarde van 0,75 m²K/W niet gehaald wordt, moet er dakisolatie met een maximale U-waarde van 0,24 W/m²K geplaatst worden.

Als er enkel glas aanwezig is, moet dat vervangen worden door beglazing met een maximale U-waarde van 1 W/m²K.

Alle centrale opwekkers voor ruimteverwarming die ouder zijn dan 15 jaar, moeten vervangen worden. Tenzij u kan aantonen dat de installatie voldoet aan de minimale installatie-eisen voor renovatie.

Alle koelinstallaties die ouder zijn dan 15 jaar en gebruikmaken van koelmiddelen op basis van ozonlaagafbrekende stoffen of van koelmiddelen met een GWP-waarde van 2500 of hoger, moet u vervangen door koelinstallaties die geen gebruik maken van deze schadelijke koelmiddelen.

Niet-residentiële gebouwen en eenheden

Hebt u te maken met een residentieel of een niet-residentieel gebouw? Daarvoor moet u kijken naar de feitelijke toestand. De wijze waarop het gebouw wordt gebruikt op het moment van het verlijden van de akte is bepalend. Wat u daarna met dat gebouw zal doen, speelt geen rol.

We spreken trouwens over niet-residentiële gebouwen en niet-residentiële ‘eenheden’. Het is dus mogelijk dat u slechts een deel van een gebouw verwerft. In dat geval geldt de renovatieverplichting voor die eenheid alleen.

In principe zijn alle gebouwen ‘niet-residentiële gebouwen’, behalve:
- woongebouwen
- industriële gebouwen bestemd voor productie en opslag, of bewerking van goederen
- kleine alleenstaande gebouwen (met een bruikbare vloeroppervlakte van minder dan 50 m²), boerderijen
- kerken
- gebouwen die minder dan 2 jaar gebruikt zullen worden.

Typische voorbeelden van niet-residentiële gebouwen zijn: kantoren, handelszaken, horecazaken, scholen, zorginstellingen, overheidsgebouwen,…

5 jaar na de overdracht

De renovatieplicht begint te lopen vanaf de authentieke akte van de overdracht van de volle eigendom van het gebouw. De verplichting geldt ook in geval van de overdracht of vestiging van een recht van opstal of erfpacht, maar niet als het gaat om de verlenging van een bestaand recht van opstal of een bestaande erfpacht tussen dezelfde partijen. Als een gebouw (of opstal/erfpacht) overgedragen wordt in het kader van een fusie of opslorping, dan geldt de renovatieverplichting evenmin. Ook als een gebouw binnen de vijf jaar na het verwerven wordt gesloopt, is er om evidente redenen geen renovatieplicht.

Minimale energieprestaties

Naast de energetische renovatieplicht geldt voor niet-residentiële gebouwen ook dat ze minimale energieprestaties moeten behalen – als ze vanaf 1 januari 2022 worden overgedragen.

Voor kleine niet-residentiële gebouwen bestaat al sinds 1 januari 2020 een verplichting om bij verkoop te beschikken over een energieprestatiecertificaat (EPC). Een niet-residentieel gebouw is klein als het gebouw met niet-residentiële hoofdbestemming een bruikbare vloeroppervlakte heeft die niet meer dan 500 m² bedraagt.

Bij overdracht van dergelijke kleine niet-residentiële gebouwen en eenheden met een akte verleden vanaf 1 januari 2022 moet het gebouw binnen de 5 jaar na de authentieke akte van overdracht (of vestiging/overdracht van opstal of erfpracht) minimaal een energieprestatielabel C hebben. De overnemer kiest vrij welke maatregelen hij bovenop het minimale energierenovatiepakket neemt om tot dat C-label te komen.

Bij overdracht van een groot niet-residentieel gebouw kan nog geen EPC opgemaakt worden. De EPC-verplichting zal daar pas op 1 januari 2023 ingaan, maar de energetische renovatieverplichting geldt ook daar al vanaf 1 januari 2022.

Boetes

Wie de renovatieverplichting niet naleeft, riskeert een administratieve geldboete. Die boete kan gaan van 500 euro tot 200.000 euro.

De boete is trouwens niet bevrijdend. D.w.z. dat de eigenaar, opstalhouder of erfpachthouder een nieuwe termijn zal opgelegd krijgen om alsnog aan de renovatieverplichting te voldoen.