Zichtrekening in nalatenschap: gevaar voor dubbele belasting
Stel dat we te maken hebben met een familie van 2 ouders en 2 kinderen, waar er
geen bijzondere regelingen getroffen werden. Bij overlijden van de eerste ouder
krijgt de langstlevende ouder de helft van het gemeenschappelijk vermogen in
volle eigendom en de andere helft in vruchtgebruik. De blote eigendom daarvan
gaat naar de kinderen.
Als die eigendom uit een onroerend goed bestaat, is dat duidelijk: de
langstlevende partner blijft in de woning wonen, deels als volle eigenaar en
deels als vruchtgebruiker. Maar wat met de banktegoeden? Bijvoorbeeld een
spaarrekening? Of een beleggingsportefeuille?.
In de praktijk worden die gelden gewoon op de rekening gelaten en wordt de
gemeenschappelijke rekening omgezet naar een rekening op naam van de
langstlevende partner. Het geld wordt niet verdeeld..
Gevaar voor dubbele belasting
Er ontstaat echter een financieel probleem wanneer de langstlevende partner
overlijdt, omdat op dat ogenblik de kinderen wél zullen overgaan tot de
effectieve verdeling van de nalatenschap. De som op de spaarrekening of de
beleggingsportefeuille zal dan automatisch opnieuw in de nalatenschap terecht
komen, terwijl de helft ervan al in blote eigendom toebehoorde aan de kinderen.
In principe zou daarop geen erfbelasting meer verschuldigd mogen zijn.
Vlabel en ook de federale belastingadministratie heeft altijd aanvaard dat
de erfgenamen mogen aantonen dat de betrokken sommen niet meer in de
nalatenschap thuis horen..
Het probleem is echter dat de sommen uit de nalatenschap intussen vermengd
werden met de eigen gelden van de langstlevende partner en die sommen nog
moeilijk te identificeren zijn.
Dat is bijvoorbeeld het geval met zichtrekeningen. De som die origineel op de
rekening stond, verdwijnt naarmate de jaren verstrijken en er inkomsten op
gestort worden en er uitgaven gedaan worden.
Idem voor spaarrekeningen,
waarvan al eens wat wordt afgehaald en er dan weer wat wordt bijgestort..
Het bewijs dat het om een som uit de nalatenschap gaat, is dus niet eenvoudig te
leveren.
Rechtspraak zet Vlabel onder druk
In een concreet geval dat voorgelegd werd aan de rechtbank van eerste aanleg in
Gent en vervolgens aan het hof van beroep van Gent oordeelden de rechters
telkens dat de kinderen bij het overlijden van de langstlevende ouder een
persoonlijke vordering hadden op die nalatenschap, ter waarde van de sommen
waarop zij bij het eerste overlijden, erfbelasting hadden betaald.
Die
persoonlijke vordering konden zij als schuld van de nalatenschap in aftrek
brengen, zodat de belastbare basis effectief daalde.
Er is deze uitspraak,
maar intussen werd er ook een nieuw boek over goederenrecht in ons Burgerlijk
Wetboek opgenomen.
Nieuw goederenrecht
Ook onder het oude goederenrecht maakte men al een onderscheid tussen de
zogenaamde persoonlijke vorderingen en de zakelijke vorderingen:
- Een
zakelijke vordering heeft betrekking op een bepaalde zaak. Ik geef u goed X, en
u moet mij goed X teruggeven.
- Een persoonlijke vordering betekent dat ik u
vraag om iets te doen.
Voor wat de gelden betreft is er een zakelijke
vordering mogelijk, maar niet meer als er sprake is van een vermenging, want dan
is die bepaalde zaak niet meer terug te vinden. U moet dan teruggrijpen naar de
persoonlijke vordering..
In het nieuwe goederenrecht blijft dat onderscheid bestaan. Maar er wordt een
uitzondering ingebouwd wat de zakelijke rechten betreft : als een zakelijk recht
betrekking heeft op soortgoederen (dat zijn gelden of goederen die onderling
inwisselbaar zijn), dan blijft het toch mogelijk om een zakelijke vordering in
te stellen.
Vlabel draait bij
De mening van de rechters en het nieuwe Burgerlijk Wetboek hebben er in 2021 toe
geleid dat Vlabel zijn standpunt heeft bijgestuurd. Als het tweede overlijden
plaats heeft na 1 september 2021 (dat is de datum van inwerkingtreding van het
nieuw goederenrecht van het Burgerlijk Wetboek), dan hebben de erfgenamen in
principe een zakelijk vordering op het vermogen van de langstlevende. Dit houdt
in dat het betrokken goed gewoon niet in de nalatenschap zit en het ook niet
moet worden aangegeven.
Vlabel stel wel als voorwaarde dat de goederen nog voldoende traceerbaar zijn.
We denken bijvoorbeeld aan een som die aanwezig was op de spaarrekening en die
intussen verder is aangegroeid..
Als er echter niet voldoende geldmiddelen aanwezig zijn, dan hebben de
erfgenamen een persoonlijke vordering, die in het passief van de nalatenschap
kan worden opgenomen.
Iets concreter: stel dat bij het overlijden van de eerste ouder er een
spaarrekening was met daarop een bedrag van 200.000 euro. De helft daarvan dus
100.000 euro werd opgenomen in de aangifte van de eerste nalatenschap.
Bij
het overlijden van de tweede ouder staat er 120.000 euro op de rekening.
Met
het nieuwe standpunt van Vlabel lijkt het erop dat de erfgenamen nog enkel
20.000 euro in de aangifte voor de erfbelasting moeten opnemen, omdat zij op die
100.000 euro een zakelijke vordering hebben.
Stel dat er op de spaarrekening maar 60.000 euro meer stond. In dat geval kan
het zakelijk recht niet meer volledig uitgeoefend worden en hebben de erfgenamen
nog een persoonlijke vordering van 40.000 euro op de nalatenschap. Die som kan
afgetrokken worden van de waarde van de andere bestanddelen van de nalatenschap
(bijvoorbeeld van de waarde van de woning), als die er zijn.