Wachtdienst: arbeidstijd of niet
Een Ierse jongeman is deeltijds in dienst als brandweerman bij Dublin City. Hij
moet deelnemen aan minstens 75% van de interventies van het korps; hij mag dus 1
op 4 interventies weigeren. Tijdens zijn wachtdienst is de brandweerman niet
verplicht om zich op een bepaalde plaats te bevinden, maar als er een
noodoproep binnen komt, moet hij binnen de vijf minuten en maximaal binnen de
tien minuten in de kazerne zijn. Een wachtdienst met permanente bereikbaarheid
duurt 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week, behoudens in geval van
vakantie of een op voorhand aangekondigde onbeschikbaarheid.
Onze brandweerman mag daarnaast nog een beroepsactiviteit uitoefenen. In casu
werkt hij als zelfstandig taxichauffeur. Hij mag gemiddeld niet meer dan 48 uur
per week in die andere activiteit werken en hij mag die andere beroepsactiviteit
ook niet uitoefenen tijdens zijn actieve arbeidsuren als oproepbare
brandweerman. Actieve arbeidsuren zijn niet alleen de uren die effectief
besteed worden aan brandbestrijding, maar ook de uren die besteed worden aan
andere korpsactiviteiten, zoals opleidingen.
Bereikbaar, beschikbaar, oproepbaar
De brandweerman meent dat de uren waarin hij oproepbaar is beschouwd moeten
worden als arbeidstijd. Hij argumenteert dat hij altijd snel moet kunnen
reageren op een noodoproep, zodat hij zijn tijd niet vrij kan besteden aan
familiale en sociale activiteiten of aan zijn beroepsactiviteit als
taxichauffeur. Volgens hem schendt de gemeente Dublin de regels inzake
dagelijkse en wekelijkse rusttijd en inzake de maximale wekelijkse arbeidstijd
door een wachtdienst of oproepdienst op te leggen van 24 uur per dag, zeven
dagen per week, en door die uren niet te beschouwen als arbeidstijd.
Hof van Justitie
De concrete vraag waarover het Hof zich buigt is of de periode dat de
brandweerman permanent bereikbaar moet zijn, waarin hij met toestemming van zijn
werkgever een zelfstandige beroepsactiviteit mag uitoefenen, maar in geval van
een noodoproep binnen ten hoogste tien minuten op de kazerne moet zijn, als
arbeidstijd kwalificeert.
Het Hof van Justitie verwijst daarvoor naar richtlijn 2003/88, die de
minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid op het gebied van de
organisatie van de arbeidstijd bevat. Die richtlijn omschrijft arbeidstijd als
de tijd waarin de werknemer werkzaam is, ter beschikking van de werkgever staat
en zijn werkzaamheden of functie uitoefent, overeenkomstig de nationale wetten
en/of gebruiken. Rusttijd is de tijd die geen arbeidstijd is.
Volgens het Hof kwalificeert een periode van oproepdienst als arbeidstijd als de
werknemer grote verplichtingen heeft die van die aard zijn dat zij een
objectieve en aanzienlijke impact hebben op zijn mogelijkheden om tijdens die
periodes de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd vrij
in te vullen en aan zijn eigen interesses te besteden.
Omgekeerd: als de
verplichtingen van de werknemer in een bepaalde periode van oproepdienst minder
intens zijn en zij hem de mogelijkheid laten om zonder al te veel problemen zijn
tijd te beheren en zich met zijn eigen interesses bezig te houden, dan is enkel
de tijd die tijdens de dienst daadwerkelijk wordt verricht, arbeidstijd.
Maar wanneer leidt een oproepdienst met permanente bereikbaarheid tot grote verplichtingen met aanzienlijke impact op het tijdsbeheer van de werknemer waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd?
Grote verplichtingen
Volgens het Hof van Justitie moet men rekening houden met de tijd waarover de
werknemer tijdens de oproepdienst beschikt om zijn beroepsactiviteiten te
hervatten, eventueel in combinatie met het gemiddeld aantal interventies dat hij
tijdens de oproepdienst daadwerkelijk moet uitvoeren.
Als de werknemer maar enkele minuten heeft om de activiteit waarvoor hij in
wachtdienst zit aan te vatten, dan is de periode van de oproepdienst in principe
integraal arbeidstijd..
Er moet echter ook rekening worden gehouden met eventuele andere verplichtingen
die de werknemer krijgt opgelegd en met de faciliteiten die hem in diezelfde
periode worden geboden.
Het is aan de nationale rechter om na te gaan of de brandweerman dermate zware
verplichtingen heeft dat die een objectieve en aanzienlijke impact hebben op
diens mogelijkheden om, tijdens de wachtdienst, de tijd waarin van hem geen
beroepswerkzaamheden als oproepbare brandweerman worden verlangd, vrij in te
vullen. Maar het Hof voegt er wel fijntjes aan toe dat:
de brandweerman tijdens de wachtdienst zich op geen enkel moment op een bepaalde
plaats moest bevinden (hij was dus niet verplicht om zich in de kazerne te
bevinden);
hij niet verplicht was om deel te nemen aan alle interventies die vanuit zijn
kazerne worden uitgevoerd (hij mocht een kwart van de interventies laten
schieten); en
hij de toelating had om een andere beroepsactiviteit van gemiddeld niet meer dan
48 uur per week uit te oefenen.
Dat lijken voor het hof objectieve elementen om te concluderen dat de
brandweerman in staat was om tijdens die periodes een andere beroepsactiviteit
in overeenstemming met zijn eigen interesses te verrichten en hij daaraan een
aanzienlijk deel van zijn betrokken tijd kon besteden..
Het enige wat hier tegenin gebracht kan worden, is dat de gemiddelde frequentie
van de noodoproepen en de gemiddelde duur van de interventies kunnen verhinderen
dat de brandweerman daadwerkelijk een andere beroepsactiviteit kan
uitoefenen.
Het Hof verwerpt uitdrukkelijk de zogenaamde organisatorische moeilijkheden.
We denken dan bijvoorbeeld aan de woonplaats die de brandweerman uitkoos of aan
de plaats waar hij zijn andere beroepsactiviteit uitoefent.
Rusttijd heeft ook verplichtingen
Maar ook als we zouden concluderen dat wachtdienst géén arbeidstijd is, en
wachttijd dus als rusttijd kwalificeert, dan nog heeft de werkgever
verplichtingen op het vlak van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid
van zijn werknemers. Werkgevers mogen geen zodanig lange of frequente periodes
van oproepdienst invoeren dat die een risico zouden opleveren voor de veiligheid
en gezondheid van hun werknemers, zelfs als het enkel om rusttijd zou
gaan.
Maar dat moet geregeld worden in de nationale wetgeving van elk
land.
Belgische regeling
Is de Belgische regeling conform dit arrest? Dat valt mee.
In België is het
zo dat als er effectieve prestaties moeten worden verricht tijdens een
wachtdienst, er ook effectief loon moet worden betaald..
Als er daarentegen geen effectieve prestaties zijn, dan is er niets voorzien in
de wet, maar de meeste collectieve arbeidsovereenkomsten bevatten een regime van
verloning voor wachtdiensten. Ongeacht of er effectief prestaties worden
verricht, of niet. Ondernemingen kunnen daarvan afwijken, maar de sectorale
caos gelden als minimum.