Vordering btw-teruggave: Cassatie verduidelijkt verjaringstermijn
Mevrouw X is sinds 2005 btw-plichtig voor een nevenactiviteit als landbouwster.
Op 31 maart 2015 stopt ze met die activiteit. Ze behoudt wel haar btw-nummer
voor haar hoofdactiviteit als advocaat, maar ze opteert voor de
btw-vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen.
Mevrouw X heeft haar btw-tegoed nooit teruggevraagd en de Btw-Administratie laat
haar eind augustus 2015 weten dat de btw-rekening-courant wordt afgesloten
zonder teruggave, omdat er verjaring is opgetreden..
Volgens de administratie had X op 31 december 2011 een btw-tegoed van 7.008,91
euro op haar btw-rekening-courant. Omdat er tot 31 december geen uitdrukkelijke
aanvraag om teruggave was gedaan, was dit gedeelte van het btw-tegoed verjaard
bij de afsluiting van de btw-rekening-courant op 31 maart 2015.
De spelregels
Een btw-plichtige moet maandelijks of driemaandelijks de ingehouden btw
afdragen, na aftrek van de zelf betaalde btw. Als de aftrekbare btw groter is
dan de verschuldigde btw, heeft u een tegoed. In principe wordt dat tegoed
overgedragen naar een volgende aangifte, maar u kan ook een aanvraag om
teruggave indienen.
De vordering tot teruggave van de btw verjaart na het verstrijken van het derde
kalenderjaar volgend op dat waarin de oorzaak van de btw-teruggave, interesten
en administratieve geldboeten zich heeft voorgedaan.
De administratie meent dat die termijn van drie jaar start op de indieningsdatum
van de btw-aangifte waaruit het teveel aan aftrekbare btw ten opzichte van de
verschuldigde btw blijkt.
Als u dus op 15 maart 2017 een aangifte indient
waarbij u een btw-tegoed heeft, dan zou u die som terug moeten gevraagd hebben
op 31 december 2000.
Rechtbank en hof
De belastingplichtige trekt naar de rechtbank, waar ze gelijk krijgt. De fiscus
gaat in beroep bij het Hof van Beroep van Luik, waar de btw-plichtige opnieuw
gelijk krijgt. Ten slotte trekt de fiscus naar het Hof van Cassatie en dat
beslist om het arrest van Luik niet te verbreken.
Wat had het Luikse hof dan gezegd?
Het hof zegt dat de verjaringstermijn van
het teruggaveverzoek pas start op het moment van het uitdrukkelijk verzoek om
teruggave van het btw-tegoed en dus niet vanaf de indiening van de btw-aangifte
waaruit het btw-tegoed blijkt.
Net als veel andere btw-plichtigen had onze btw-plichtige aanvaard dat het
btw-tegoed steeds werd overgedragen naar het volgende tijdvak. Door dat te
aanvaarden (zoals ook bleek uit de uittreksels van de btw-rekening-courant) had
de Btw-Administratie ook iedere keer haar schuld erkend, wat de verjaring ervan
telkens stuitte.
Het is precies die redenering die door het Hof van Cassatie wordt bevestigd: de
verjaringstermijn begint pas te lopen vanaf het moment dat de btw-plichtige een
aangifte indient met een verzoek tot teruggave van het btw-tegoed. We mogen
ervan uitgaan dat de Belastingadministratie haar visie op de verjaringstermijn
van de btw-tegoeden zoals die op dit ogenblik in haar eigen onderrichtingen
heeft staan, snel zal herzien..