Taalgebruik in rechtszaken voor wie in Brussel werkt

De maatschappelijk zetel van BV A is gevestigd in Asse. Mevrouw X werkt voor de BV, maar ze werkt in de bakkerij die op de Gentse Steenweg in Brussel ligt. Dat is haar exploitatiezetel.
Mevrouw B wordt echter ontslagen en er ontstaat discussie over achterstallige vergoedingen.
Zij trekt naar de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel, die zich afvraagt of er hier geen schending van de taalwetgeving is: de BV is immers in het Vlaamse Gewest gevestigd.

Belangrijk hier is dat de werkgever verstek liet gaan. Een Franstalige medewerkster stond dus haar zaak te bepleiten voor een Franstalige rechtbank, terwijl haar Nederlandstalige werkgever geen interesse betoonde voor haar zaak.

Wetgeving

Artikel 4§1 van de ‘wet op het gebruik der talen in gerechtszaken’ bepaalt, en we citeren letterlijk: De akte tot inleiding van het geding wordt in het Fransch gesteld, indien de verweerder woonachtig is in het Frans taalgebied; in het Nederlandsch, indien de verweerder woonachtig is in het Nederlands taalgebied; in het Fransch of in het Nederlandsch, ter keuze van den eischer, indien de verweerder woonachtig is in eene gemeente van de Brusselsche agglomeratie of geen gekende woonplaats in België heeft.
Mocht u daaraan nog twijfelen: deze wet dateert van 15 juni 1935...

Op basis van deze bepaling had mevrouw X haar vordering in het Nederlands moeten instellen.

Maar de rechter verwijst naar een arrest van Grondwettelijk Hof van 2010, met gelijkaardige feiten.
Ook daar was de maatschappelijke zetel van de werkgever in Asse gevestigd, maar de betrokken werknemer werkte in een bejaardeninstelling in Brussel. Bovendien hadden alle sociale betrekkingen tot dan toe in het Frans plaatsgevonden.
Het Grondwettelijk Hof meende toen dat de wet zodanig moest uitgelegd worden dat er gekeken moest worden naar de exploitatiezetel.

Exploitatiezetel primeert

De arbeidsrechtbank neemt de redenering van het Grondwettelijk Hof over. In feite hadden alle sociale betrekkingen plaats in de exploitatiezetel (in Brussel), en niet op de maatschappelijke zetel (in het Vlaamse Gewest)..

De arbeidsrechtbank stelt bijkomend vast dat alle sociale betrekkingen plaats vonden in het Frans, en niet in het Nederlands. Het arbeidscontract, de loonfiches, de ontslagbrief… alle documenten waren in het Frans opgesteld.

Bijgevolg werd de taalwetgeving hier niet geschonden en kon de zaak verdergezet worden in het Frans.