Nieuwe steunmaatregel: vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor opleiding van werknemers
Alle werkgevers van de privésector komen in aanmerking voor deze nieuwe maatregel.
Voor de werknemers geldt als voornaamste voorwaarde dat ze minstens 6 maanden in dienst moeten zijn. Daardoor komen opleidingen en stages voor nieuwkomers niet in aanmerking voor de vrijstelling.
Opleidingen
De vrijstelling geldt enkel voor de werknemers die opleidingen hebben gevolgd voor een minimale duurtijd van 10 dagen, berekend op een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen. De minimale duurtijd van 10 dagen geldt voor voltijdse tewerkstelling. Bij verminderde arbeid, moet deze periode van 10 dagen in dezelfde verhouding worden verminderd.
Het moet gaan om effectieve opleidingsdagen. Was de werknemer ingeschreven maar kon hij niet deelnemen (bijvoorbeeld om gezondheidsredenen), dan komt die dag niet in aanmerking maar de periode van 30 kalenderdagen kan wel verlengd worden in geval van opschorting van het arbeidscontract (bijvoorbeeld in geval van ziekte van de werknemer, geboorte- of adoptieverlof, staking of lock-out).
De dagen waarop de opleiding wordt gevolgd, zijn niet relevant: werkdagen, verlofdagen,...
10 dagen op 30
De standaardregel is dus minimum 10 dagen op een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen.
Is de werkgever een onderneming waarin ploegenarbeid of nachtarbeid wordt verricht, dan wordt de minimale duurtijd van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen vervangen door een minimale duurtijd van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 60 kalenderdagen (maar enkel als de werknemer in die ononderbroken periode van 60 dagen een ploegenpremie krijgt).
Is de werkgever een kmo, dan wordt de voorwaarde van 10 dagen gedurende een ononderbroken periode van 30 kalenderdagen vervangen door 5 dagen opleiding gedurende een ononderbroken periode van 75 kalenderdagen.
Let op: een werkgever kan voor één en dezelfde werknemer deze vrijstelling slechts 10 keer vragen.
Omgekeerd: een werknemer die al 10 keer recht gaf op deze steunmaatregel kan bij een volgende werkgever opnieuw tot 10 keer recht geven op de vrijstelling van doorstorting.
Aard van de opleidingen
In principe komen alle opleidingen in aanmerking, zowel formele als informele.
Opleidingen die al verplicht zijn omwille van een wettelijke of reglementaire bepaling of door een collectieve arbeidsovereenkomst komen niet in aanmerking. Daardoor zijn verplichte opleidingen voor de toegang tot of het behoud van een beroep (bijvoorbeeld de verplichte voortgezette opleiding voor een stagiair notaris) of verplichte opleidingen inzake veiligheid (bijvoorbeeld de verplichting tot opleiding inzake asbest, zoals bedoeld in artikel VI.3-37 van de Codex over het welzijn op het werk) uitgesloten.
Ook opleidingen die in aanmerking komen voor de berekening van de naleving van een wettelijke opleidingsverplichting zijn uitgesloten.
Te dragen door de werkgever
De opleidingen moeten beroepskosten uitmaken voor de werkgever. Als de werkgever in fine niet de kosten draagt van de opleiding, heeft hij geen recht op de vrijstelling.
Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing
De vrijstelling bedraagt 11,75% van het loon van het betrokken personeelslid. De grondslag van die vrijstelling wordt echter geplafonneerd op 3.500 euro belastbaar loon per werknemer. Het deel van de bezoldiging dat dit plafond overschrijdt, komt niet in aanmerking.
Dit plafond van 3.500 euro geldt voor een voltijdse tewerkstelling: het wordt verminderd in verhouding tot de arbeidsregeling van de betrokken werknemer.
Als de 10 opleidingsdagen zich uitstrekken over 2 maanden, dan wordt enkel de bezoldiging van de maand waarin de opleiding is afgerond, in aanmerking genomen.
Voorbeeld
De werkgever heeft 10 werknemers en zal voor de maand maart in principe 9.500 euro bedrijfsvoorheffing moeten betalen aan de Schatkist.
Hij stuurt 2 werknemers (A en B) naar een opleiding van 10 dagen die volledig in maart plaatsheeft.
Belastbaar loon
De belastbare bezoldiging van A in maart is 2.400 euro, en omvat achterstallige bezoldigingen van 245 euro..
De belastbare bezoldiging van B in maart is 4.260 euro.
Berekeningsgrondslag van de vrijstelling
Werknemer A: 2.400 - 245 = 2.155 euro
Werknemer B: 4.260, beperkt tot 3.500 euro.
Berekening van de vrijstelling
De vrijstelling van doorstorting is gelijk aan 11,75% van (2.155 + 3.500) = 664,46 euro. Voor de maand maart 2021 zal de werkgever dus 9.500 - 664,46 ofwel 8.835,54 euro, aan de Schatkist moeten storten.
Inwerkingtreding
De maatregel trad in werking op 1 januari 2021. Concreet betekent dit dat de eerste ononderbroken periode van 30 kalenderdagen op 1 januari 2021 begon. Heeft u een werknemer naar een opleiding gestuurd die liep van december 2020 tot januari 2021, dan is er slechts vrijstelling mogelijk als het aantal opleidingsdagen van januari 2021 nog 10 dagen bereikt.