Laadpaal en investeringsaftrek

Als uw onderneming bij haar bedrijfsleider een laadpaal installeert, dan krijgt zij daarvoor geen investeringsaftrek. Maar wat als de onderneming op hetzelfde adres gevestigd is?

Investeringsaftrek

De investeringsaftrek is een aftrek die de onderneming geniet bovenop de afschrijvingen op de investering. Het standaardtarief van de investeringsaftrek bedraagt 8%, maar dat tarief wordt tot eind 2022 verhoogd tot 25%, voor de investeringen die tot 31 december 2022 gerealiseerd worden. De verhoogde investeringsaftrek is één van de ondersteunende maatregelen in het kader van de Covid-19-pandemie.

Een investeringsaftrek is enkel mogelijk bij zelfstandige ondernemers (en vrij beroepers) en bij kmo’s. Grote vennootschappen genieten in de regel geen investeringsaftrek, behalve voor enkele specifieke investeringen. Het oprichten van laadinstallaties voor het laden van elektrische voertuigen is één van de investeringen die op zich in aanmerking komen voor het algemene tarief van de investeringsaftrek. 

Een belangrijke voorwaarde om de investeringsaftrek te kunnen genieten is echter dat het gebruik van het betrokken investeringsgoed niet mag worden afgestaan aan derden. Die maatregel werd genomen om te vermijden dat een kmo een goed zou aanschaffen, met investeringsaftrek, om het gebruik ervan daarna af te staan aan een grote onderneming, die op zich geen investeringsaftrek kan genieten.

Laadpaal aan het bedrijf 

Als er laadpalen geplaatst worden om het personeel toe te laten er zijn bedrijfswagen of eigen wagen aan op te laden, dan moet dat niet gezien worden als een overdracht van het gebruik van de investering, verduidelijkte de minister van Financiën in antwoord op een parlementaire vraag. Een investeringsaftrek blijft dus mogelijk. 

Ook als de laadpalen dienen om de bezoekers of klanten de mogelijkheid te bieden om hun wagen op te laden, is dat geen bezwaar voor de investeringsaftrek. 

Maar de minister had het toen enkel over laadinstallaties die geïnstalleerd waren in, of aan een bedrijfsgebouw.

Volgens de minister is een investeringsaftrek niet mogelijk wanneer de laadpalen geïnstalleerd worden bij de werknemer of de bedrijfsleider thuis.

De bedrijfsleider woont in zijn onderneming

Eén hypothese werd in het ministeriële antwoord niet belicht, namelijk die van de bedrijfszetel ten huize van de bedrijfsleider. Stel dat de woning waar de bedrijfsleider woont meteen ook de maatschappelijke zetel is van de vennootschap die de laadpaal laat installeren. Naar aanleiding van een nieuwe parlementaire vraag laat de minister ook daar zijn licht op schijnen.

Hij krijgt 3 hypotheses voorgelegd.

De vennootschap laat een laadpaal plaatsen in de privéwoning van haar bedrijfsleider, waar ook de enige en werkelijke bedrijfszetel van de vennootschap zich bevindt.

De vennootschap laat een laadpaal plaatsen bij de bedrijfsleider aan de buitengevel van de eigendom van de bedrijfsleider. Hij woont er en ook de kantoren van de onderneming zijn in dat gebouw ondergebracht. Er is ook personeel dat de laadpaal eveneens mag gebruiken.

Een managementvennootschap laat een laadpaal plaatsen bij haar bedrijfsleider in diens privéwoning, waar tevens een bureau van de managementvennootschap is gevestigd.

De minister meent echter dat in deze drie gevallen het recht van gebruik wordt overgedragen aan een belastingplichtige die niet voldoet aan de voorwaarden die worden opgelegd door artikel 75, 3°, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. De laadpaal komt in geen van die drie gevallen in aanmerking voor de investeringsaftrek.
De omstandigheid dat ook de personeelsleden van de vennootschap de elektrische wagens waarmee ze komen werken mogen opladen aan de laadpalen, doet niet ter zake.