Kunnen bestuurders failliet verklaard worden?
Op 18 maart 2022 besliste het Hof van Cassatie dat bestuurders niet failliet verklaard kunnen worden. Zij vallen onder het regime van de collectieve schuldenregeling. Het arrest was een verrassing voor menig jurist en heeft belangrijke gevolgen.
Feiten
Het ging hier om de zaakvoerder van een vastgoedvennootschap. De man is
gepensioneerd en door gezondheidsproblemen moet hij zijn activiteiten
stopzetten. Naast zijn pensioen blijft hij nog bescheiden huurinkomsten
ontvangen via de verhuring van eigendommen van het bedrijf.
Op 18 juli 2019
wordt hij onder bewind gesteld en op 17 november 2019 legt zijn voorlopig
bewindvoerder in het centraal solvabiliteitsregister twee faillissementen neer,
één op naam van de vennootschap en één op naam van de zaakvoerder.
In eerste aanleg bevestigt de ondernemingsrechtbank het faillissement van de
vennootschap, maar de rechter weigert het faillissement van de zaakvoerder,
omdat de zaakvoerder geen onderneming is.
Ook het Hof van Beroep van Bergen
komt tot die conclusie.
Wanneer is er sprake van een onderneming?
Alleen ondernemingen kunnen failliet verklaard worden. De vraag is dus wat een
onderneming is. De definitie van onderneming vinden we terug in artikel I.1, 1°,
a), van het Wetboek van economisch recht: Behoudens andersluidende bepaling
(...) wordt voor de toepassing van dit Wetboek verstaan onder :
1°
onderneming : elk van volgende organisaties :
(a) iedere natuurlijke persoon
die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
(b) iedere
rechtspersoon;
(c) iedere andere organisatie zonder
rechtspersoonlijkheid.
Het hof leidt daaruit af dat een natuurlijke persoon die zelfstandig een
beroepsactiviteit uitoefent een onderneming kan zijn als er sprake is van een
organisatie.
Het klopt dat er een vermoeden bestaat dat een bestuurder/zaakvoerder een
zelfstandige activiteit uitoefent.
Maar het hof verwijst ook naar andere
regelgeving, waaronder rechtspraak van het Europees Hof van Justitie, waar het
statuut van zelfstandige niet werd toegekend aan een bestuurder die geen enkele
verantwoordelijkheid droeg voor de handelingen van zijn vennootschap. Het
Europese hof benadrukte daarbij het onderscheid tussen de vennootschap en de
organen van de vennootschap op het gebied van aansprakelijkheid. Het vermoeden
leidt dus niet tot een automatische toekenning van het statuut van
onderneming.
Een ander element dat het hof van beroep aanhaalt is de regel dat er maar een
zelfstandige activiteit kan zijn als er sprake is van de regelmatige uitoefening
van een activiteit met het oog op het verkrijgen van inkomsten.
Het hof
concludeert daaruit dat een onderneming minder wordt gekenmerkt door haar
activiteiten of doel dan door zijn organisatie, en meer bepaald door de manier
waarop de materiële, financiële en personele middelen zijn geregeld.
Het
enkele feit dat een natuurlijke persoon een mandaat als zaakvoerder of
bestuurder uitoefent, vergt op zich geen specifieke organisatie: de hele
organisatie is verbonden met de vennootschap.
Rekening houdende met de concrete situatie - het beperkte inkomen als
zelfstandige, geen bewijs van de omvang van de beroepsactiviteit, geen
boekhoudkundige documenten, stopzetting van de activiteit
- concludeert het hof
dat de zaakvoerder niet aantoont dat er in dit geval een specifieke organisatie
bestaat die is opgericht om zijn beroepsactiviteit uit te oefenen.
Belang
Het feit dat een bestuurder niet failliet verklaard zou kunnen worden, heeft
toch wel gevolgen.
Als een faillissementsprocedure wordt doorlopen, eindigt
die procedure normaliter met een kwijtschelding van de nog openstaande schulden.
Dat maakt een doorstart of herstart met schone lei mogelijk. Immers, inkomsten
verworven na de faling, vallen buiten het faillissement, zodat de schuldeisers
er geen beslag meer kunnen op leggen.
De tegenhanger van het faillissement voor de ondernemingen is de collectieve
schuldenregeling. Particulieren die hun schulden niet meer kunnen betalen,
kunnen op die regeling een beroep doen. In dat geval krijgen zij bijstand om hun
vermogen te gebruiken om de nog openstaande schulden te kunnen delgen. De
inkomsten van de betrokken personen - ook de toekomstige - worden afgeroomd om
de schulden te betalen. Het is eerder uitzonderlijk dat een rechter beslist tot
kwijtschelding van de openstaande schulden.
Hof van Cassatie
Tegen de beslissing van het Hof van Beroep van Bergen wordt cassatie
aangetekend. Voor Cassatie stelt de zaakvoerder dat een beroepsactiviteit
omschreven moet worden als: elke gebruikelijke activiteit die inkomsten
genereert, waarbij het criterium van continuïteit en duurzaamheid doorslaggevend
is.
De functie van zaakvoerder van een vennootschap impliceert duurzaamheid
en bestaat uit het verlenen van diensten die een economische werkzaamheid
vormen. Als die diensten onafhankelijk worden geleverd, door een natuurlijke
persoon, dan is die persoon op zichzelf een organisatie in de zin van artikel
I.1, 1°, a), van het Wetboek van economisch recht.
Maar het Hof volgt de visie van het Hof van Beroep van Bergen: er kan maar
sprake zijn van een onderneming als er een organisatie is. En een organisatie
impliceert een regeling van materiële, financiële of persoonlijke middelen voor
de uitoefening van een professionele activiteit op onafhankelijke basis.
Het
Hof van Bergen concludeerde dat de zaakvoerder die organisatie niet had.
Cassatie besluit dat het Bergense hof de wet correct heeft toegepast.
Rechtsleer verbaasd
In de juridische wereld is deze beslissing met enige verrassing onthaald. Het
gevaar bestaat namelijk dat er voortaan eerst gediscussieerd moet worden over de
vraag of een zelfstandige (al dan niet zaakvoerder) zich voldoende georganiseerd
heeft om als een onderneming beschouwd te kunnen worden. Vooral voor bestuurders
kan dit een moeilijk verhaal worden. Want hoeveel organisatie heeft u nodig om
bestuurder te kunnen zijn?