Hoe bouwt u als werkgever mee aan het pensioen van uw medewerkers?
Voor veel mensen is het pensioen een ver-van-mijn-bedshow. Bovendien doen er heel hardnekkige misverstanden de ronde over dit complexe thema. Dat merkt u wellicht ook als werkgever. De ene medewerker ligt niet wakker van zijn of haar pensioenspaarpot, terwijl een andere meestal wat oudere collega deze materie wel van nabij opvolgt.
Ook voor de beleidsmakers in ons land zijn pensioenen een kernthema. In juli 2022 bereikte de federale regering een (weliswaar voorlopig) akkoord over een pensioenhervorming voor bedrijven en zelfstandigen, met centrale dossiers in de kijker: de toegang tot het minimumpensioen, de invoering van een pensioenbonus en een maatregel voor meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Jammer genoeg is er vandaag nog heel wat getouwtrek tussen politieke partijen om deze hervorming definitief op de rails te krijgen. En dat maakt het voor u als werkgever alleen maar verwarrender
Wat zijn vandaag uw verplichtingen als werkgever bij de pensioenopbouw van uw personeel?
Vraag 1: wanneer gaat uw medewerker op pensioen?
Van zodra uw medewerker de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, mag hij of zij genieten van een welverdiend pensioen. Vandaag is die leeftijd 65 jaar. In 2025 wordt die leeftijd opgetrokken naar 66 jaar en in 2030 naar 67 jaar.
Een werknemer kan ook vervroegd met pensioen gaan. Dat kan ten vroegste op de leeftijd van 63 jaar en na 42 bewezen loopbaanjaren. Bij een lange loopbaan is vervroegd pensioen mogelijk vanaf 60 jaar.
Vraag 2: welke spelregels gelden voor het wettelijk pensioen?
Als de wettelijke pensioenleeftijd in aantocht is, kan de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer opgezegd worden volgens de normale berekeningstermijnen van opzegtermijnen.
Bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst vanaf de eerste maand volgend op de maand waarin uw werknemer de wettelijke pensioenleeftijd (65 jaar) bereikt, geldt een maximale opzeggingstermijn van 26 weken. In de praktijk gebeurt het vaak dat een arbeidsovereenkomst in onderling overleg beëindigd wordt. Als werkgever hoeft u niets te regelen wat de uitbetaling van het wettelijk pensioen de eerste pensioenpijler betreft.
Vraag 3: hoe bouwt u correct een aanvullend pensioen op voor uw personeel?
Wat de tweede pensioenpijler betreft het aanvullend pensioen , moet u als werkgever een aantal verplichtingen nakomen.
Soms bestaat er binnen een bedrijfssector een sectoraal pensioenplan. U kunt er echter voor opteren om niet deel te nemen aan dit sectorstelsel en via een ondernemingsplan een aanvullend pensioen te organiseren.
Op het moment dat uw werknemer met pensioen gaat, volgt de uitbetaling van het aanvullend pensioen. Ook hier moet u als werkgever niets doen, want het is de pensioeninstelling (uw verzekeraar of pensioenfonds) die uw werknemer contacteert en de praktische afspraken qua uitbetaling regelt.
Vraag 4: welke praktische spelregels gelden bij de opbouw van een aanvullend pensioen?
Biedt u uw werknemers een aanvullend pensioen aan? Dan zal een pensioeninstelling (een verzekeraar of pensioenfonds) het aanvullend pensioenplan beheren. U stort periodiek (maandelijks of jaarlijks) bijdragen aan de pensioeninstelling. In vaste prestatieplannen berekent de pensioeninstelling hoeveel bijdragen er betaald moeten worden om het beloofde aanvullend pensioen tegen de pensioenleeftijd te financieren. In vaste bijdrageplannen hangt het bedrag af van hoeveel bijdragen worden gestort.
Sommige werkgevers vragen hun medewerkers om een persoonlijke bijdrage te storten in het aanvullend pensioen. In dat geval is het belangrijk om te weten dat u de gevraagde pensioenpremie afhoudt van het nettoloon en deze doorstort naar de pensioeninstelling. Het pensioenreglement bepaalt wie bijdragen stort (de werknemer, de werkgever of beiden).