De woning waarin u slechts fiscaal woont
Een eigen woning is de woning die u zelf betrekt als gezinswoning. Het onroerend inkomen van zon eigen woning (het kadastraal inkomen) is vrijgesteld in de personenbelasting. Als u de woning niet zelf betrekt dan heeft u die vrijstelling niet. Daar bestaat een uitzondering op, die wettelijk niet meer bestaat, maar in de praktijk nog wel wordt toegepast zij het niet altijd.
De belasting op uw woning
Elk onroerend goed gebouwen, gronden en soms ook materieel heeft een kadastraal inkomen. Als u een gebouw heeft, dan betaalt u op het (geïndexeerde) kadastraal inkomen van dat gebouw, onroerende voorheffing. De opbrengst daarvan gaat naar de gewesten, de gemeenten en de provincies. Het zijn de gewesten die de spelregels van die belasting bepalen, maar elk van de drie gewesten voorziet in een vrijstelling onroerende voorheffing voor de woning die u zelf betrekt.
Naast de onroerende voorheffing betaalt u ook personenbelasting op het onroerend
inkomen. Verhuurt u het gebouw aan iemand die het voor beroepsdoeleinden
gebruikt, dan bent u belastbaar op de netto-huur. Verhuurt u aan een
privé-persoon of verhuurt u niet, dan bent u belastbaar op het geïndexeerde
kadastraal inkomen. Maar gebruikt u het gebouw als een eigen woning, dan geniet
u van een vrijstelling van personenbelasting. Dat is de enige
uitzondering.
Eigen woning of niet
Op zich is het niet zo moeilijk om te bepalen wat een eigen woning is, en wat
niet: in een eigen woning woont u zelf. Woont u er niet zelf in, dan is het
geen eigen woning; zelfs niet als het uw enige woning is.
Vóór de Zesde Staatshervorming was de personenbelasting op de onroerende
inkomsten een federale aangelegenheid. De wet voorzag toen in een uitzondering
op de regel dat u de woning zelf moet bewonen: als u de woning om sociale
redenen of beroepsredenen niet zelf kon bewonen, werd die woning nog steeds als
uw eigen woning beschouwd. Als u bijvoorbeeld een eigen woning had, maar uw
werkgever bood u een woning aan korter bij uw werk, bleef de eerste woning nog
steeds uw eigen woning, niettegenstaande u er niet woonde en niettegenstaande u
ze misschien zelfs verhuurde.
In 2014 werden de gewesten bevoegd voor de fiscaliteit rond de eigen woning. Dat
leidde onder meer leidde tot verschillende fiscale regels voor de
woningkredieten in de drie gewesten. De federale regering bleef echter bevoegd
voor de andere woningen. Daardoor kan u wel nog een belastingvermindering
genieten voor de lening voor uw tweede woning, maar niet meer voor uw eerste
woning in Vlaanderen.
Bij de bevoegdheidsoverdracht van het federale naar het gewestelijke niveau werd
de uitzondering op de woonplicht in de eigen woning afgeschaft. Dat betekende
dus dat als u in de woning woonde, u een belastingvrijstelling genoot, die u
werd toegestaan door het gewest; als u niet in de woning woonde ook om sociale
of beroepsredenen u de vrijstelling kwijt was en u federale belastingen moest
betalen.
Maar dat voelde in veel gevallen als onrechtvaardig aan: denk bijvoorbeeld aan
de situatie van een moeder die beter af is in een rustoord, terwijl haar
ouderlijke woning wordt verhuurd
Dat is een typisch voorbeeld van een sociale
reden om de woning niet zelf te bewonen. Om dat te verhelpen besliste de
toenmalige minister van Financiën dat bij wijze van administratieve tolerantie
er niets zou veranderen aan de bestaande situatie.
Een administratieve tolerantie contra legem
Een tolerantie werkt maar goed zolang de administratie ze toepast. Maar wat
gebeurt er als de administratie de tolerantie niet langer toestaat, zonder veel
uitleg? Wellicht hadden enkele Antwerpse belastingambtenaren de interne
richtlijnen niet goed gelezen, want in 2 aparte zaken moest de
belastingplichtige naar de Antwerpse rechtbank stappen om de toepassing van de
tolerantie te vragen.
In het ene geval besloot een man dichter bij zijn dochter te gaan wonen om zijn
kleinkinderen meer te zien. Zijn eigen woning stelde hij ter beschikking van
zijn zoon. In het andere geval betrof het een alleenstaande dame die bij haar
eigen zoon ging inwonen in de woning naast die van haar. De woning van de moeder
werd verhuurd aan een vennootschap.
Het is niet precies duidelijk waarom de belastingadministratie de
administratieve tolerantie niet wilde toepassen. Vond zij de aangehaalde redenen
niet sociaal genoeg? Of ging het om overijverige ambtenaren die de wet het
hoogste goed vonden?
De rechter is gebonden door de wet
Hoe lovenswaardig de administratieve tolerantie ook mag zijn, zij vindt geen
enkele steun in de wet. Integendeel: de Grondwet bepaalt zelfs dat
belastingvrijstellingen maar kunnen toegestaan worden door een wet. Het Hof van
beroep van Antwerpen was dus wel verplicht om het verzoek in beide gevallen af
te wijzen. Het Hof moest daarbij zelfs niet nagaan of de situatie als een
sociale reden kon aangehaald worden: de vrijstelling bestaat gewoon niet
meer.
In dit soort situaties wordt wel eens een beroep gedaan op het principe van het gewettigde vertrouwen: als de belastingadministratie een bepaalde regel altijd op eenzelfde manier toepast, mag de belastingplichtige ervan uitgaan dat de fiscus die regel ook de volgende keer zo zal toepassen.
Maar het Hof van Cassatie was daar enkele jaren geleden redelijk streng voor.
Het hof stelde dat dit principe de toepassing van de wet niet opzij kan zetten:
argumenteren dat de administratie zelf onderrichtingen heeft om de vrijstelling
op de eigen woning toe te passen in geval van sociale redenen, ook na 2014,
heeft bijgevolg weinig kans op slagen.
Ook de minister is gebonden door de wet nee?
De minister werd onlangs ondervraagd over deze situatie, waarbij er
uitdrukkelijk verwezen werd naar de uitspraken van het Antwerpse Hof van Beroep.
Maar blijkbaar maalt de administratieve molen erg traag: de minister antwoordde
dat zijn administratie geen weet heeft van verschillende toepassingen van [de
administratieve tolerantie], noch van onenigheid hierover binnen de
rechtspraak. Hij voegde er nog aan toe dat de tolerantie gewoon verder wordt
toegepast.