De wederopbouwreserve: fiscaal speerpunt voor het post-coronatijdperk

De coronamaatregelen die de regeringen van ons land nemen kun je opdelen in twee types. Het eerste type maatregelen is bestemd om de cashpositie van de ondernemingen in de lockdown periode te beschermen. Bijvoorbeeld: uitstel van betaling voor allerlei belastingen en sociale zekerheidsbijdragen. Ook de achterwaartse verliesverrekening (loss carry back) is zo'n maatregel omdat hij toelaat om de betaling van belasting over 2019 uit te stellen tot 2021.
De nieuwe regering begint nu ook werk te maken van het tweede type maatregelen: de wederopbouw na de coronacrisis. Het gaat om een reeks maatregelen die ondernemingen helpt om zo snel mogelijk weer over te gaan naar 'business as usual'. En zoals zo vaak is fiscaliteit het middel bij uitstek om dit te realiseren.

Lange termijn

Het grote verschil tussen beide types maatregelen is natuurlijk het tijdperk waarop ze betrekking hebben. De cashpositie is een acuut en actueel probleem die maatregelen vereisen die onmiddellijk uitwerking hebben ... maar ook niet langer dan nodig. Ze hebben dus meestal slechts een korte duurtijd. Wederopbouw doe je op langere termijn. Een typisch gevolg is dat dit laatste type maatregelen pas de volgende jaren op snelheid komen.

De wederopbouwreserve

De wederopbouwreserve is dus een maatregel van het tweede type. Het doel ervan is de solvabiliteitspositie van vennootschappen te herstellen. En het parlement wil dat doen door voor drie belastbare tijdperken een “wederopbouwreserve” toe te laten op het einde van het boekjaar met betrekking tot de aanslagjaren 2022, 2023 of 2024.

Hoe gaat dat dan in zijn werk? Vennootschappen worden, via de fiscaliteit, ertoe aangezet om hun winsten, vanaf aanslagjaar 2022, niet uit te keren maar in de eigen onderneming te houden om op die manier het eigen vermogen te herstellen of te verbeteren.

Uitsluitingen

Er zijn uiteraard enkele voorwaarden en uitsluitingen:

de wederopbouwreserve is onderworpen aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Dit houdt in dat de gereserveerde winst op geen enkele manier mag uitgekeerd worden want dan wordt hij belastbaar;

vennootschappen, die sinds 12 maart 2020 een kapitaalvermindering of een inkoop van eigen aandelen uitvoerden of dividenden uitkeerden, hebben geen recht op een wederopbouwreserve;

vennootschappen die banden hebben met belastingparadijzen worden uitgesloten. Het gaat om vennootschappen die betalingen doen aan verbonden vennootschappen gevestigd in een belastingparadijs;

beleggingsvennootschappen, gereglementeerde vastgoedvennootschappen en nog enkele andere bijzondere vennootschapsvormen zijn uitgesloten.

Beperkingen

De aanleg van de wederopbouwreserve is niet onbeperkt.

De aanleg van de wederopbouwreserve wordt (elk aanslagjaar opnieuw) beperkt tot de belastbare gereserveerde winst van het belastbaar tijdperk vastgesteld vóór de samenstelling van de vrijgestelde reserve. Het maximum dat voor een bepaald boekjaar kan worden vrijgesteld, is gelijk aan het bedrag van de aangroei van de reserves, na aanpassing in meer en min van de begintoestand van de reserves en vóór de aanleg van de wederopbouwreserve.

De tweede en ongetwijfeld belangrijkste beperking: het maximumbedrag van de wederopbouwreserve is beperkt tot het (boekhoudkundig) verlies van het boekjaar dat afsluit in 2020 (vennootschappen die hun boekjaar afsluiten tussen 1 januari en 30 juni 2020 mogen opteren voor boekjaar 2021). Stel dat de vennootschap afsluit met een verlies van 100, dan mag de vennootschap een reserve aanleggen die in totaal (!) niet meer bedraagt dan die 100... dus niet elk jaar opnieuw 100.

Ten slotte is er de derde beperking: de wederopbouwreserve kan in geen geval meer bedragen dan 20 miljoen euro.

Dit zijn de beperkingen... u bent niet verplicht om de wederopbouwreserve aan te leggen als u dat niet wenst, of de reserve tot het volledige bedrag uit te putten. Als u aftrekbare giften heeft, of vrijgestelde inkomsten, kan het zijn dat u beter die aftrekken en vrijstellingen benut, vóór u de resterende fiscale winst vrijstelt via deze wederopbouwreserve. U heeft ten slotte ook drie jaar om het maximumbedrag van de reserve te bereiken.

Terugname

De opgebouwde reserve wordt vroeg of laat weer belastbaar.
Dat is met name het geval als de vennootschap een inkoop van eigen aandelen verricht (ten belope van de waarde van de inkoop), dividenden uitkeert (ten belope van het bedrag van het dividend) of een kapitaalvermindering doet (ten belope van het bedrag van de kapitaalvermindering).

De belastingvrijstelling is verder ook gekoppeld aan een tewerkstellingsvoorwaarde. De tewerkstelling wordt “gemeten”, niet door het aantal hoofden te tellen, maar door te kijken naar de loonlast. Het vertrekpunt is het bedrag op de boekhoudkundige post “620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen” in 2019. Als een wederopbouwreserve wordt aangelegd, dan moet telkens gekeken worden of het bedrag van de bezoldigingen in het jaar van de aanleg van de reserve niet lager is dan 85% van de situatie in 2019.

Een voorbeeld

Stel: het bedrag van de post “620 Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen” in 2019 is 100.000 euro. Het vertrekpunt of drempel voor de tewerkstellingsvoorwaarde is dus 85.000 euro. In boekjaar 2021 legt de vennootschap een belastingvrije reserve aan van 200.000 euro. De post 620 bedraagt nog steeds 100.000 euro.

Voor het boekjaar 2022 daalt het bedrag tot 80.000 euro (wat dus lager is dan 85% van de stand in 2019). Hierdoor zal de wederopbouwreserve aangelegd in 2021 terug belastbaar worden ten belope van 5.000 euro, namelijk het verschil tussen de post 620 in 2022 (80.000 euro) en het vertrekpunt (85.000 euro).

Stel dat in boekjaar 2023 de loonlast op post 620 (en dus de tewerkstelling) nog verder daalt naar 70.000 euro, dan wordt nog eens 10.000 euro belastbaar (vertrekpunt (85.000) min huidige situatie (70.000 euro) waarvan er al 5.000 euro belast werd).

De belastbaarheid kan niet “verder” kan gaan dan het bedrag van de wederopbouwreserve: als de daling van de loonlast groter is dan het bedrag van de wederopbouwreserve, dan zal die wederopbouwreserve volledig belastbaar worden, maar ook niet meer dan dat.

De gereserveerde winsten worden belastbaar als u begint uit te keren. Uiteindelijk zal bij de vereffening van de vennootschap, de belasting die toen niet werd geheven, toch nog verschuldigd zijn.

De wederopbouwreserve biedt zeker mogelijkheden voor bepaalde vennootschappen maar de voorwaarden zijn erg streng en wellicht houden niet alle aandeelhouders dit lang vol. Vennootschappen die het hoofd boven water konden houden in 2020 (en geen verlies leden), kunnen geen vrijgestelde wederopbouwreserve aanleggen.