De familiezaak overdragen: geen privégebouwen?
In het Vlaamse gewest, maar ook in de andere gewesten, bestaat er een
gunstregime voor overdracht bij leven of bij overlijden van een familiale
onderneming. Voor schenking van een familiezaak bedraagt het tarief in rechte
lijn 0%, terwijl voor vererving van een familiezaak het tarief 3% bedraagt. Dat
gunstregime geldt zowel voor eenmanszaken, als voor familiale vennootschappen.
In dat laatste geval geldt het verlaagd tarief dus voor de aandelen die
geschonken of vererfd worden.
De voordelige tarieven zijn niet van toepassing op het privépatrimonium. Bij een
eenmanszaak betekent dit dat de tarieven enkel gelden voor de activa die ingezet
werden voor de handelsactiviteit.
Bij de vennootschappen wordt deze voorwaarde lichtjes anders verwoord: een
vrijstelling of verlaagd tarief is slechts mogelijk voor een familiale
vennootschap die een reële economische activiteit uitoefent..
Een vennootschap wordt vermoed géén reële economische activiteit te hebben als
uit de balansposten blijkt dat in minstens één van de drie boekjaren voorafgaand
aan het belastbaar feit, cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan:.
de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen zijn gelijk aan, of lager dan
1,50% van de totale activa; en.
de terreinen en gebouwen maken meer dan 50% uit van het totale actief..
De wet bepaalt dat de verkrijger erfgenaam of begiftigde het tegenbewijs mag
leveren, maar Vlabel liet in een omzendbrief van 2015 verstaan dat alle
onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap moeten worden aangewend
voor de economische activiteit van de vennootschap.
Daarbovenop stelde Vlabel
in diezelfde omzendbrief dat verhuring van een onroerend goed altijd beschouwd
wordt als een vorm van privaat beheer van het patrimonium. Met andere woorden,
als een vennootschap een woning in haar activa heeft en ze die woning verhuurt
aan privépersonen, dan is de vennootschap meteen uitgesloten van de
gunstregimes, omdat men niet meer mag bewijzen dat er een reële economische
activiteit aanwezig is.
Hof van beroep van Gent
Aan het hof van beroep van Gent werd een zaak voorgelegd van een slagerij die
werd uitgebaat in de vorm van een vennootschap. De aandelen waren deels in
eigendom van het gemeenschappelijke vermogen van vader en moeder, en deels van
de zoon. De vader overlijdt en de erfgenamen (moeder en zoon) claimen het
gunstregime van de familiale ondernemingen.
Buiten de slagerij heeft de vennootschap heel wat onroerende goederen: een
toonzaal, een handelshuis, bouwlanden en weilanden, bos, een hoeve, een villa,
appartementen aan zee, enz. De erfgenamen tonen aan dat de inkomsten van de
slagerij zowat drie keer hoger zijn dan de inkomsten van die onroerende
goederen. Maar, zoals hierboven al geschetst werd, is de Vlaamse belastingdienst
van mening dat zodra er privé-patrimonium (waaronder verhuurder onroerende
goederen) in de vennootschap zit, er geen reële economische activiteit in de
vennootschap is en het tegenbewijs niet geleverd kan worden.
Het Hof volgt echter de redenering van de erfgenamen. Wie de wettekst erop
naslaat, zal zien dat de verkrijger steeds de mogelijkheid heeft om aan te tonen
dat er reële economische activiteit aanwezig is. Het feit dat er
privépatrimonium aanwezig is in de vennootschap, wordt door niemand betwist. Ook
het gegeven dat verhuring van onroerende goederen niet als een economische
activiteit wordt gezien, wordt niet betwist. Vlabel en de erfgenamen zijn het
enkel niet akkoord over de discussie of tegenbewijs is toegelaten, of niet.
Pro rata
Uiteindelijk stelt het Hof de partijen de vraag of ze eens willen nadenken over
de mogelijkheid om de uitsluiting van het gunstregime te beperken wat de
aandelen betreft die betrekking hebben op dat privépatrimonium, en het
gunstregime dus wel toe te passen op het deel van de nalatenschap dat werkelijk
tot de economische activiteit behoort.
Terecht stelt het Hof vast dat als deze situatie zich zou hebben voorgedaan in een eenmanszaak, het verlaagd tarief wel van toepassing zou zijn op de goederen die voor de economische activiteit worden gebruikt (met uitsluiting van de onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of worden bestemd) en niet voor de andere goederen. Nu het gaat om de vererving van de aandelen van een familiale vennootschap, met een reële economische activiteit maar met een aanzienlijke hoeveelheid terreinen en gebouwen die niet (of slechts gedeeltelijk) voor die economische activiteit worden gebruikt, is het gunstregime helemaal uitgesloten. Het Hof vraagt de partijen dus om te overwegen of er hier geen reden is om een prejudiciële vraag te stellen aan het Grondwettelijk Hof.
Decreetgever grijpt in
Intussen werd in het Vlaams Parlement al een voorstel van decreet ingediend,
waardoor de Vlaamse wetgeving letterlijk zou bepalen dat vennootschappen
uitgesloten zijn van het gunstregime zodra zich onroerende goederen in de
vennootschap bevinden die hoofdzakelijk voor private bewoning aangewend of
bestemd zijn.
Dat zou de huidige positie van Vlabel een wettelijke grondslag
bieden..