BTW: juridische procedures zijn geen algemene kosten

Een belastingplichtige is een holding en is tevens een s gemengde btw-plichtige: haar managementactiviteiten vallen onder de btw, maar enkele andere activiteiten – zoals de verhuring van onroerende goederen, de aan- en verkoop van aandelen en de kredietverlening – zijn dat niet..

Op een bepaald ogenblik draagt de holding aandelen van twee van haar vennootschappen over aan een derde partij. De holding is zowel aandeelhouder, als bestuurder in beide overgedragen vennootschappen. Het komt tot een conflict en de holding doet een beroep op een accountant/bedrijfsrevisor én een advocaat om een schadevergoeding te bekomen van de andere partij..

Beide dienstverleners reiken een btw-factuur uit voor de geleverde diensten en de holding wil die btw nu in aftrek brengen. De belastingadministratie verwerpt echter de btw-aftrek en de rechtbank van eerste aanleg volgt daarin de belastingadministratie.

Btw-aftrek?

Vaste rechtspraak, zowel van het Hof van Justitie van de Europese Unie als van het Hof van Cassatie, bevestigt dat elke belastingplichtige recht heeft op aftrek van btw, zelfs als er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband is tussen een bepaalde handeling in een eerder stadium en één of meer handelingen in een later stadium die recht geven op aftrek. Op voorwaarde dat de betrokken kosten deel uitmaken van de algemene kosten en ze als zodanig opgenomen zijn in de prijs van de geleverde goederen of verrichte diensten..

Volgens de holding is dat hier het geval: het gaat om een actieve holding en haar belastingplichtige economische activiteit bestaat uit het uitoefenen van bestuurs- en managementactiviteiten. De belastingplichtige meent dat de kosten die gemaakt werden om de verkoopprijs van de aandelen te ontvangen, onmiskenbaar gemaakt zijn in het kader van haar belastingplichtige economische activiteit van bestuur en management.
De fiscus betwist dat.

Geen overhead-kosten

In eerste instantie bevestigt het hof van beroep dat het hier niet gaat om overhead-kosten.
Om btw-aftrek te krijgen voor overhead-kosten is onder meer vereist dat de kosten van die diensten worden opgenomen in de prijs van de verkochte aandelen. Dat is hier niet het geval (en het is ook niet voorzien in de overeenkomst). De kosten van de procedure die na de verkoop werd gestart, werden niet doorgerekend.

Het feit dat de kosten achteraf doorgerekend worden in de prijs van de managementdiensten die de holding levert aan de vennootschappen waarin zij participeert, maakt er nog geen overhead-kosten van.

Geen rechtstreeks en onmiddellijk verband

Als deze kosten geen overhead-kosten zijn, vallen we terug op de algemene regel. Die zegt dat er maar recht is op btw-aftrek als er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de inkomende handelingen waarop de btw drukt en een welbepaalde uitgaande handeling die onderworpen is aan de btw.

Het hof besluit daarom dat het niet logisch is om de kosten met betrekking tot een geschil over de vrijgestelde verkoop (en de waarde van de aandelen) nadien wel aan te merken als overhead-kosten, die mee opgenomen zouden zijn.

Kosten die achteraf gemaakt worden naar aanleiding van onder meer procedures, kunnen niet gekwalificeerd worden als overhead-kosten. Zij kunnen niet genieten van de 'tolerantie' waardoor de btw die erop rust, aftrekbaar zou zijn. Als dergelijke kosten gemaakt worden naar aanleiding van een vrijgestelde transactie (zoals een verkoop van aandelen), dan is de btw erop niet aftrekbaar. Zelfs niet als de kosten achteraf doorgerekend worden in de algemene prijszetting van de belastingplichtige.